De mijnenlegger „Triton" was 's middags halfeen te Breskens uitgevaren om een mijnversperring te lichten, waarvan, tengevolge van den laatsten storm, enkeie mijnen waren losgeraakt.
Ter hoogte van het één uur westwaarts gelegen Nieuwesluis stiet de „Triton" plotseling op een van de losgeslagen mijnen. De barkas werd geheel vernield en zonk oogenblikkeiijk; de
bemanning, bestaande uit één officier en vier minderen, werd ver weggeslingerd en kwam om het leven.
Oogenblikkelijk werd, toen het vreeselijk ongeluk was geschied, telefonisch uit Vlissingen hulp ontboden en spoedig verscheen een torpedoboot ter plaatse. Doch deze kon niet anders
doen dan de zeer verminkte lijken van twee der slachtoffers n.l. den luitenant Luden en den milicien Reemans, aan boord nemen en naar Vlissingen vervoeren. Van de andere drie
slachtoffers zijn zelfs geen overblijfselen gevonden. Op de torpedoboot werd de vlag halfstok geheschen. In Vlissingen wekte het gebeurde groote ontroering. Door de Vlissingsche
censuur werd vermelding van het ongeluk In de Vlissingsche bladen verboden.
De namen van de slachtoffers zijn: de luitenant ter zee eerste klasse L. M. Luden uit Amsterdam, de korporaal-torpedist B. J. de Jager, de zeemilicien-matroos L. Reemans, de zeemilicien-machinedrijver J. M. Grijspaardt, en de zeemilicien A. L. van den Elshout. De Koningin, de Prins en de Koningin-Moeder hebben alle drie deelneming doen betuigen, zoowel aan den opperbevelhebber met het verlies dat onze marine leed, als aan de nagelaten betrekkingen der slachtoffers.